Neutraal in alles
Eugène Goulmy is geëngageerd en daarom vaak van huis. Er is altijd wel weer ergens een vergadering. Tussen 1898 en 1905 is hij lid van de gemeenteraad van `s-Hertogenbosch. Hij is eerste kerkmeester van de parochie St.Antonius van Padua, lid van het comité van het fonds tot bestrijding van tuberculose en kanker, bestuurslid van de RK Vereeniging voor Volksbelang, medeoprichter en bestuurslid van de Gemeentelijke Koopmansbeurs, bestuurslid van ’s-Hertogenbosch Belang, lid van de Kamer van Koophandel, lid van de commissie van beoordeling voor de invoerrechten voor de provincie Noord-Brabant, lid van de orde van advocaten van Sint-Pieter en beschermheer van de voetbalvereniging BVV. Hij is sponsor van de Schutterij Nimrod Hintham en voorzitter van het comité Industrieel Brabant. En nog zijn we niet compleet.
Als de Eerste Wereldoorlog eenmaal goed op gang is lijdt Goulmy’s bedrijf daar natuurlijk onder, in ernstige mate zelfs. Goulmy trekt zich de gevolgen van de oorlog aan. Dat doet hij als zakenman die zijn exportgebied ziet wegvallen. Hij is ook begaan met de slachtoffers van de oorlog. Dat zijn er velen uit alle betrokken landen. Voor hem zijn Belgische vluchtelingen en weeskinderen niet slechter af dan die uit Duitsland, Oostenrijk of Hongarije. Hij is dan ook blij met het werk van het RK Huisvestingscomité.
Dit comité start in 1914, niet lang na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, om het hoofd te bieden aan de toestroom van vluchtelingen, eerst uit België, later uit andere landen in de oorlog. Het Comité heeft internationale hulpverlening hoog in het vaandel en doet dat op bijzondere wijze, uiteindelijk neutraal in alles.
‘De groote vlucht’
Op 10 oktober 1914 komen zo’n drieduizend vluchtelingen uit Antwerpen en omgeving aan op het station in ’s-Hertogenbosch. Een paar dagen later arriveren weer duizend vluchtelingen, om tien uur ’s morgens. Ver na middernacht is iedereen ondergebracht in gymzalen van scholen en ruimten in de diverse patronaten. Ook de ziekenhuizen in ’s-Hertogenbosch laten zich van hun beste kant zien. De bevolking blijkt in staat, ondanks de eigen noden, veel hulp te organiseren. Voorop gaat het RK Huisvestingscomité dat velen mobiliseert.
Jongeren maken strozakken, vrouwen delen spijzen uit, anderen bemensen een inlichtingenpost voor de vluchtelingen, veel mannen maken zich verdienstelijk bij het transport van de vluchtelingen naar de opvangcentra.
Het RK Huisvestingscomité slaagt erin Belgische weeskinderen bij katholieke gezinnen in ’s-Hertogenbosch onder te brengen. Elk katholiek gebouw van ook maar enige omvang is beschikbaar voor de opvang van vluchtelingen. Zelfs het Concertgebouw is voor korte tijd in gebruik als tijdelijke verblijfplaats.
Duitse vluchtelingen
Vanaf 1917 worden ook Duitse kinderen opgenomen in het hulpverleningsprogramma Goulmy is daar heel blij mee. Het hoofdbureau van het landelijk RK Huisvestingscomité is voortaan in ’s-Hertogenbosch gevestigd. Het nationaal opererend comité krijgt hierdoor een Bossche signatuur en de invloed van vooraanstaande Bosschenaren wordt groter. Mgr. Diepen is al voorzitter, pastoor Prinsen, in wiens parochie het hoofdbureau is gevestigd, wordt vice-voorzitter. De Bossche ondernemer Jos van Mackelenbergh krijgt de functie van directeur. Eugène Goulmy is lid van het dagelijks bestuur van het landelijk RK Huisvestingscomité.
‘Ellendenest’
Tot groot genoegen van Goulmy arriveren in juni 1915 de eerste groepen Duitse kinderen. Op 17 juli 1918 is het de beurt aan Oostenrijkse kinderen. Dan komt de eerste trein met Oostenrijkse kinderen op het station in ’s-Hertogenbosch aan. De aanblik van uitgeputte kinderen leidt tot spontane acties zoals ‘van die arme volksvrouw die voor de kleinen wat eten kocht.’
De hulp kent geen grenzen meer. Op 26 mei 1920 arriveren zeshonderd Hongaarse kinderen in 34 wagons, voorzien van een eigen bakkerij, apotheek, keuken en een spreekkamer van een dokter. De kinderen mogen, na officiële toestemming van de Minister van Binnenlandse zaken, tien weken in Nederland blijven om aan te sterken en te genieten van een vakantie, alles georganiseerd door het RK Huisvestingscomité. Boedapest was als gevolg van de afloop van de oorlog immers ook een ‘ellendenest’.
Uit dankbaarheid
Op 19 juni 1922 vindt in het secretariaatsgebouw van het RK Huisvestingscomité aan de Zuid-Willemsvaart een bijzondere bijeenkomst plaats. ’s-Hertogenbosch krijgt een muurschildering aangeboden. Deze symboliseert in allegorische sfeer de dankbaarheid van het Oostenrijkse volk aan ‘Katholiek Nederland’. De Nederlandse gastvrijheid wordt door katholiek Oostenrijk op prijs gesteld. De Oostenrijkse bisschop mgr. Wagner, afgezant van de kardinaal van Wenen en alle katholieken in dit geteisterde land, zegt het op nederige toon: ‘Ik verzoek U.D.H. de schildering aan te nemen als zwakke uitdrukking van onze dank. Het zal een immer-blijvende herinnering zijn aan het pand der liefde, dat Katholiek Nederland in droeven tijd aan ons en Oostenrijk heeft geschonken.’ Mgr. Prinsen, Jos van Mackelenbergh, Eugène Goulmy en vele anderen hebben zich van hun beste kant laten zien. Ze waren in alles neutraal.
Vervolg Artikel en ga naar “Een aardappelregen in Oostenrijk” >>>