Op zoek naar nieuwe markten maakt Eugѐne Goulmy in november 1924 een reis naar Shanghai in het verre China. Met steun van het rijk en de gemeente ontwikkelt Goulmy zelfs een ‘volkssigaar’ voor de Chinese markt. Het is een van de manieren om sigarenmakers aan het werk te houden. In datzelfde jaar sluit Goulmy aan bij een ander ‘werkverschaffingsproject’, de productie van 150 miljoen señoritas voor het Spaanse leger. De Bossche sigarenindustrie maakt na de Eerste Wereldoorlog moeilijke tijden door. Onder de 1500 ‘geregistreerde’ sigarenmakers zijn er zo’n 1000 zonder werk. Daaronder zijn er bijna 500 die in betere tijden bij Goulmy & Baar werkten. In de loop van het jaar 1925 moet Goulmy nog eens zo’n kleine 300 medewerkers ontslaan. De neergang is niet meer te stuiten. De geruchten over sluiting van de fabriek en zelfs opheffing van de legendarische harmonie houden aan. In oktober 1929 komt er een einde aan de bijna veertigjarige samenwerking tussen Eugѐne Goulmy en Rudolf Baar. De laatste richt met zijn zoon, August Baar, de NV.Nederlandsche Sigarenfabriek Voorh. Goulmy& Baar op. In een pand van de al opgeheven fabriek van de gebroeders Houtman zet hij de productie van Goulmymerken als Madame Recamier voort.
Kort daarna gaat de fabriek van Goulmy & Baar over in de handen van Harrie Kersten, eigenaar van de Willem II fabrieken in Valkenswaard. Ook Kersten had goed naar Eugѐne Goulmy gekeken. In 1916 begon hij met acht arbeiders in dienst een kleine sigarenmakerij.
Hij exporteerde al snel naar Duitsland. Het waren nu machinaal bereide sigaren. Rond 1921 voert hij uit naar meer dan 70 landen. Met de aankoop van Goulmy’s prestigieuze fabriek aan de Boschdijkstraat treedt hij helemaal in het voetspoor van een van zijn voorbeeld- ondernemers. Eugѐne Goulmy trekt zich terug uit het zakelijk leven. Kort na het overlijden van zijn vrouw, Dorothea Hogenbosch, verlaat hij in 1934 zijn geboortestad om bij zijn beide dochters in Wenen te gaan wonen.